Afwerkingen en eigenschappen wijzigen

Uit WikInsituNl
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Afwerkingen en eigenschappen wijzigen

De hieronder beschreven functies zijn ook toegankelijk met de rechtermuisknop na het selecteren van een object.

Attributs NED.png


Objectkenmerken bewerken

De attributen van een object zijn afhankelijk van het type object. Het dialoogvenster Attributen voor een muur ziet er bijvoorbeeld anders uit dan dat voor een meubelstuk of een afmeting. Hier zijn de betekenissen van de attributen die enige uitleg vereisen:

1 - Selecteer een object (binnenrand),

2 - Kies Object | Attributes, Het Attributes dialoogvenster wordt dan weergegeven op het scherm. Als er meerdere objecten zijn geselecteerd, bevat het de attributen van het laatst geselecteerde object, d.w.z. het referentieobject (het object dat knippert).

Attributs2 NED.png


Presentatie van de attributen van een meubelstuk'

o Beschrijving: gedetailleerde beschrijving van het object dat gewijzigd kan worden als er autorisatie is gegeven in het Configuratie | Encryptie | Opties dialoogvenster.

o Item: tabel van de kosten waartoe het object behoort.

o Marked: specificeert of het object een label met een nummer of een referentie moet hebben (in bovenaanzicht en in hoogte).

o Gefactureerd: als je dit selectievakje uitschakelt, verschijnt het object niet in de kostprijsberekening, ook al heeft het een prijs. Hierdoor kun je een item uit een catalogus van factureerbare items gebruiken voor puur decoratieve doeleinden.

o Details: specificeert of de grafische details van het object moeten worden weergegeven; bijvoorbeeld de poten van een meubelstuk.

o Op bestelling: als dit vakje niet is aangevinkt, wordt het artikel opgenomen in de kostenberekening, maar niet in inkooporders van leveranciers wanneer deze worden gegenereerd. Dit kan gerechtvaardigd zijn als je het object op voorraad hebt.

Met het attributenvenster kun je de breedte, diepte en hoogte van een object wijzigen, evenals de borstwering van een Venster, door de waarde in millimeters te wijzigen in het vak Installatiehoogte, boven of onder.


Presentatie van de attributen van een muur'

o 'Starthoogte: hoogte van het oorspronkelijke uiteinde van een muur.

o 'Hoogte einde: hoogte van het einde van een muur die anders is dan de vorige in het geval van een schuine muur.


De kleur van alle muren wijzigen'

De kleur van een perspectiefmuur is een attribuut. Laten we eens kijken hoe je de kleur van het referentieobject kunt wijzigen en hoe je deze kunt toepassen op andere objecten.

Attributs3 NED.png


Bevestig het dialoogvenster Kleur,

Klik op de knop Standaard in het gebied Stijl als je wilt dat deze nieuwe kleur de standaardkleur wordt voor toekomstige muren.

Kies Alle in het keuzevak Stijl plakken om deze nieuwe kleur toe te passen op alle muren in de lay-out.

Attributs4 NED.png


LogoInfo.png Als je alleen de kleur van bepaalde muren wilt wijzigen, moet je ze eerst selecteren, de kleur van de laatst geselecteerde muur (het referentieobject) wijzigen zoals hierboven aangegeven en dan “Selectie” kiezen in het optievak “Stijl plakken” voordat je het dialoogvenster “Attributen” bevestigt.

LogoInfo.png Op dezelfde manier als bij de stijl kun je de dikte van een muur 'plakken' op een selectie, op identieke muren of op alle muren in de scène.


Attributs5 NED.png


Verander textuur

Je kunt de kleur van een object wijzigen via de attributen. Klik op Wijzigen om de kleur gereedschapskist te openen.

Je kunt dan een van de vele texturen toepassen die beschikbaar zijn in de vervolgkeuzelijst. Texturen gemarkeerd met een * kunnen worden gekleurd.

Het vak Coeff wordt gebruikt om toegang te krijgen tot de textuurcoëfficiënten:

Emissie: geeft het object de mogelijkheid om een lichtbron uit te stralen

Specular: wordt gebruikt om de manier waarop licht wordt gereflecteerd door het object te beheren

Glans: wordt gebruikt om het glansniveau van het object te regelen (de coëfficiënt zal bijvoorbeeld hoog zijn voor lak)

Reflectie: wordt gebruikt om het reflectieniveau van het object te beheren (de coëfficiënt zal bijvoorbeeld hoog zijn voor een spiegel)

Fresnel: wordt gebruikt om de reflectie van het object op zijn omgeving te regelen.

Transparantie: wordt gebruikt om de mate van transparantie van het object te regelen (de coëfficiënt zal bijvoorbeeld hoog zijn voor glas)

Transparantie vervaging: wordt gebruikt om de mate van vervaging te regelen die geassocieerd wordt met de transparantie van het object (een sluier, glas, etc. zal een transparantie vervaging coëfficiënt hebben).

Bult: hiermee kun je het niveau van de objectbult beheren, d.w.z. het reliëf van het object.

Let op: Het vak 90° roteren wordt gebruikt om een textuur 90° te roteren.


Attributs6 NED.png


De afwerking van een object wijzigen'

Om je lay-out natuurgetrouw weer te geven, kun je de kleur van de elementen wijzigen. Deze functie heet Afwerkingen in InSitu. Selecteer het element (bijvoorbeeld een raam, een stoel, enz.) en kies vervolgens de functie Componenten in het menu Objecten en klik vervolgens op Afwerkingen. Afwerkingen zijn ook toegankelijk via 'Components | Finishes door rechts te klikken met de muis.

Het volgende venster verschijnt en geeft je toegang tot afwerkingen en afwerkkleuren.

Attributs7 NED.png


1orange.png
Klik op de afwerking die je wilt wijzigen.


2orange.png
Klik op de gekozen kleur.


3orange.png
Kies of je 'afwerking plakken' wilt toepassen op de objectselectie, op identieke objecten of op alle objecten.



Decoration.png
Decoreren

Terug naar boven  Volgende stap